Werking van hormonale anticonceptie middelen
De basis van hormonale anticonceptie (pil, pleister en ring) is het beïnvloeden van de normale eicel productie. Om te begrijpen hoe deze anticonceptie werkt moet je iets weten over de natuurlijke menstruatiecyclus.
- Een klier onderaan de hersenen (hypofyse) zorgt elke 28 dagen voor eicelrijping en eisprong.
- Na de eisprong kan een eicel bevrucht worden en zich innestelen in de baarmoeder (start zwangerschap).
- Er volgt een menstruatie als er géén bevruchting optreedt.
Hormonale anticonceptie werkt op 3 manieren bevruchting en innesteling tegen:
- Het progestageen + oestrogeen beïnvloeden samen de hypofyse, waardoor géén eicel rijping en dus géén eisprong optreedt. Dit betekent dat er ook géén bevruchting of zwangerschap kan optreden.
- Zaadcellen kunnen moeilijker de baarmoeder bereiken, omdat het progestageen zorgt voor dik en kleverig slijm in de baarmoederhals.
- De baarmoeder wordt door het progestageen ongeschikt voor innesteling van een (eventueel) bevruchte eicel.
Tijdens de pauzeweek daalt de hoeveelheid progestageen in het bloed snel tot nul waardoor de opgebouwde slijmlaag in de baarmoeder wordt afgestoten: er volgt een onttrekkingsbloeding 2-3 dagen na de laatste pil, pleister of ring.
Als de pauzeweek wordt overgeslagen blijft de opgebouwde slijmlaag in de baarmoeder bestaan en gebeurt er niets. Daar is medisch niets op tegen, maar na zo`n 6 maanden wordt de kans op afstoting van deze slijmlaag steeds groter en kunnen er bloedingen (spotting) optreden.
Hoewel de pil een niet meer weg te denken plaats heeft verworven, is de hormonale anticonceptie steeds verder verfijnd. Er bestaan inmiddels verschillende toedieningsvormen, zodat elke vrouw de vorm kan kiezen die het best bij haar eigen levensstijl past.